Op zaterdag 4 juni 2016 liep ik mijn ALLEREERSTE (!) halve marathon. Ik liep deze afstand in 2 uur en 4 minuten en was daar hartstikke blij mee! Dat ik de laatste 5 kilometers niet meer kan herinneren (omdat ik het zo zwaar had) en ik een week niet ‘normaal’ heb kunnen lopen, nemen we maar voor lief…

Nu 4 jaar later, loop ik op een willekeurig zondagmiddag een halve marathon als training, zonder publiek, redelijk gemakkelijk onder de 2 uur. Met de dag erna iets wat stijve kuiten, maar verder vrijwel geen pijntjes. Kortom, ik kan wel vaststellen dat ik de afgelopen jaren progressie heb geboekt op het gebied van hardlopen! 🙂 In dit blogje deel ik mijn 6 tips die mij hierbij geholpen hebben. Lees je mee?

1. Ik loop consequenter rondjes.
In 2016 deed ik wel aan hardlopen, maar vooral wanneer ik hier zin in had. Zo liep ik de ene week twee of drie rondjes, terwijl ik de twee weken erna de motivatie er niet voor kon vinden en helemaal niet ging. Tegenwoordig probeer ik iedere week zeker twee en meestal zelfs drie rondes te lopen. Door consequent te blijven trainen, laat ik mijn lichaam wennen aan deze belasting en gaat het hardlopen makkelijker.

2. Ik ren intervalrondes.
Tot vorig jaar verafschuwde ik intervaltrainingen, ik liep al mijn rondes op hetzelfde tempo, de ene keer 5 kilometer, de andere keer 10 kilometer. Ik heb nog steeds een grote hekel aan intervaltrainingen, maar ik ben dit wel gaan doen. Simpelweg omdat ik hier echt snel progressie mee boek! Door te variëren in trainingen haal ik mijn lichaam buiten haar comfort-zone, waardoor ik sneller word. Pssst! In dit blogje deel ik een aantal tips en voorbeelden van intervaltrainingen die je kunt doen.

3. Ik loop duurlopen in een rustiger tempo.
Ik heb steeds langere afstanden leren lopen, door qua snelheid een stapje terug te doen. Letterlijk en figuurlijk. Ik liep langere afstanden namelijk op hetzelfde tempo als kortere rondjes. Hierdoor moest mijn lichaam na een duurloop ontzettend hard werken om te herstellen. Door duurlopen op een rustig tempo te lopen, train je je lichaam meters te maken zonder dat je écht heel diep gaat. (Oke, het kan best zwaar zijn, maar je snapt hopelijk wat ik bedoel).

4. Ik neem herstel en rust serieuzer.
Voel ik tijdens het rennen een pijntje? Dan neem ik dat vrijwel altijd serieus. Ik stop liever een rondje halverwege en pak dan een paar dagen extra rust, dan dat ik het risico neem een blessure op te lopen (die heb ik immers genoeg gehad). Ook loop ik bijvoorbeeld nooit twee dagen achter elkaar. Loop je veel en vaker? Dan moet dit best kunnen, maar hiermee zorg ik ervoor dat mijn lichaam sowieso genoeg hersteltijd krijgt na een training.

5. Ik train rompstabiliteit.
Van mijn hardlooptrainer en fysio heb ik geleerd dat een loophouding ook belangrijk is voor je loopprestaties. Nu kan ik je helaas niet in details uitleggen wat de meest optimale loophouding is (ik ben immers ook maar een amateur loper, ha-ha). Maar ik weet wel dat een sterke romp van belang is voor het hardlopen, onder andere omdat je lichaam dan minder snel inzakt wanneer je vermoeid raakt. Om deze reden doe ik regelmatig oefenen om mijn romp te versterken. Denk aan de ‘kettlebelt swing’, de ‘superman’, ‘planken’, de ‘side-walk’ met weerstandsbanden en ‘het bruggetje’. (Google even en je vindt uitgebreide omschrijvingen van deze oefeningen! 😉 )